
Introductie & vangmechanismen
Sarracenia is het vleesetende planten geslacht met de grootste vallen van alle vleesetende planten. Het was ook de eerste soort bekerplant die in Europa gekweekt werd in de 17de eeuw. Aanvankelijk werd gedacht dat de bekers dienden om water op te vangen voor drogere perioden. Het werd echter ook duidelijk dat er insecten aanwezig waren in deze planten maar dit werd toen nog als toeval uitgelegd. In deze zeer religieuze tijd kon het namelijk echt niet dat een plant vleesetend zou zijn, dit zou helemaal tegenstrijdig zijn met de toenmalige indeling van de natuurlijke wereld door God. De Nederlandse naam voor de Sarracenia is trompetbekerplant maar ook Noord-Amerikaanse bekerplant wordt gebruikt als naam voor deze plant. Deze vleesetende plant komt namelijk voor in de Verenigde-Staten en Canada. De Latijnse naam Sarracenia komt dan weer van de Franse Michel Sarrazin.
Er zijn enorm veel soorten en verschillende kleuren binnen deze vleesetende planten groep waardoor het niet verbazend is dat dit ook de meest populaire groep is van vleesetende planten in Europa. De winterhardheid van de meeste soorten telt natuurlijk ook mee. Er zijn soorten met korte bekers en soorten met bekers die meer dan een meter hoog kunnen worden. Maar alle Sarracenia hebben een gelijkaardig vangmechanisme: ze trekken insecten aan door geurstoffen en hun felle kleuren en de bekers zijn meestal bedekt met fijne haartjes die enorm glad zijn voor de pootjes van insecten. Eenmaal de insecten dan in de bekers vallen staan er een enorme hoeveelheid haartjes naar beneden gericht waardoor het vliegende insect niet meer kan onstsnappen. De prooi wordt dan verteerd door de verteringssappen van de plant.
Natuurlijke standplaats
Sarracenia komt van nature voor op plaatsen waar het ook vriest en de planten gaan hierdoor in de winter ook in winterrust. Na hun winterrust bloeien de planten eerst en daarna maken ze hun bekers aan. Meestal komen de planten voor op plekken waar veel zonlicht is met een zure en natte bodem, zoals open plekken in dennenbossen. Vaak is dit in drassige gebieden zoals moerassen, vennen of vlakbij natuurlijke bronnen of vijvertjes. Deze bodems zijn zeer laag in voedingsstoffen, specifiek stikstof en fosfor. In deze gebieden komen ook bosbranden voor en Sarracenia is dan één van de eerste planten die weer terugkomt na de bosbrand. Ze staan dus vaak in de brandende zon maar Sarracenia heeft ook tolerantie voor schaduwrijke standplaatsen. De temperaturen zijn vaak tegen de 30°C maar deze planten groeien wel in een gematigd klimaat waar het ook vriest in de winter. In de meer zuidelijke gebieden kan dit tot een -4°C zijn terwijl de noordelijke gebieden waar Sarracenia purpurea voorkomt wel -25°C kan zijn. De zuidelijke soorten zoals S. minor en S. leucophylla krijgen dan ook minder vorst te verduren dan meer noordelijke soorten zoals S. flava, S. oreophila en S. purpurea. De planten gaan elke winter in winterrust en ze beginnen in de lente weer te groeien.
De verschillende soorten kunnen ook makkelijk met elkaar kruisen en in de natuur komen ook verschillende soorten op dezelfde plek voor. Hierdoor zijn de variatie en mogelijkheden echt enorm. Door de geweldige variatie aan kleuren en vormen was het voor botanisten niet makkelijk om de planten in te delen in verschillende soorten en totop de dag van vandaag wordt de indeling van de verschillende soorten nog regelmatig veranderd.
Uiterlijk van de plant
Sarracenia kunnen op basis van hoogte ruwweg als volgt ingedeeld worden:
Laag (5-25 cm): S. purpurea, psittacina, S. rosea
Gemiddeld (25 cm - 70 cm): S. rubra, S. minor var. minor, S. oreophila
Hoog (70 - 120 cm): S. flava, S. minor var. okefenokeensis, S. leucophylla, S. alata
Doordat er ook nog onderling genetische verschillen zijn en de planten gekruist kunnen worden kan je eigenlijk wel een Sarracenia vinden van eender welke hoogte. Er zijn dus zowel compacte planten als heel hoge planten. Ook op vlak van kleur is heel veel mogelijk. Er zijn groene, roze, rode, witte, oranje en zelfs bijna zwarte planten. De bloemen zelf zijn groen, roze, rood, oranje, geel en wit. Over de hele beker van de plant bevinden zich nectarklieren die in de zomer ook een heerlijke geur hebben.
Natuurbehoud van Sarracenia
Naar schatting (in de jaren 90) is nog maar slechts 2,5% van het natuurlijke Sarracenia habitat intact en het huidige nummer is waarschijnlijk nog lager. In de 20ste eeuw zijn grote delen van de moerasgebieden drooggelegd waardoor enorme aantallen verloren zijn. De soort S. oreophila is zelfs zo bedreigd dat er nog maar een aantal plekken zijn waar de plant voorkomt. Naast het droogleggen van deze gebieden zijn ook het tegenhouden van natuurlijke bosbranden en landbouw grote oorzaken voor het verdwijnen van habitat. Ook het stropen van planten uit de natuur vormt een probleem. Koop daarom je planten steeds bij een bekende vleesetende planten kwekerij.



















